Er waren vier kinderen. Gewone kinderen, op het eerste gezicht. Maar dat eerste gezicht bedroog. Ze waren namelijk buitengewoon. De een wist alles van William Wallace, de Schotse vrijheidsstrijder, en van de Amerikaanse Burgeroorlog en andere historische evenementen, de ander wist alles van Winnie de Pooh, en zo had ieder dus zijn specialiteit.
Om beurten werden ze op de stoel geroepen, onder een felle lamp beantwoordden ze vragen die als een schot hagel op ze werden afgevuurd. Er was sprake van spanning en competitie. De ouders keken vertederd naar deze marteling. Die in strikte zin geen marteling was, want de kinderen leken het nog leuk te vinden ook. Maar toch leverde het een onbehaaglijk gevoel op. Waarom wilden kinderen dit? Hoe hadden ze al die kennis vergaard? Waar was dat nou eigenlijk allemaal goed voor?
Toen kwam de laatste ronde. De nummer 1 van dat moment moest het nog even afmaken. Een klein jongetje met flaporen, blond en als je'm zo zag, heel gewoon. Hij was de historicus van het gezelschap en wist van alles over van alles waar andere mensen nog nooit van hadden gehoord. Met slechts een minimale hoeveelheid goed beantwoorde vragen zou hij het spel winnen, zo groot was zijn overmacht geweest. Hij begon met glimmende ogen, zelfverzekerd en vrolijk. Maar toen gebeurde er iets -- er was een soort omkering. Hij kreeg geen goed antwoord meer over zijn lippen, en bij elk foute antwoord op vragen die hij eerst fluitend had beantwoord zag je hem in elkaar krimpen tot een klein jongetje dat bezig was te falen. Hij faalde en het was duidelijk zichtbaar voor iedereen. Met die paar schamele punten die hij kreeg voor die paar goed beantwoorde vragen redde hij het niet, en hij gleed beschaamd van de stoel af, weg van de felle lampen, terug naar zijn plaats in de rij van vier. In twee minuten was ie van zekere winnaar veranderd in verliezer. Dat moet een traumatische ervaring geweest zijn.
En de ouders -- je verwachtte halverwege het dodelijke salvo vragen een schreeuw uit de zaal. 'Stop! Laat hem gaan! Het is niet belangrijk!' Maar die schreeuw kwam niet.
Wel werd er na zijn optreden geapplaudisseerd, dat was eigenlijk nog het allerzieligst.