Het zachte geschraap tegen de deur hield aan. Slaapdronken stapte ik uit bed om open te doen en een klein zacht poesje binnen te laten trippelen. Terwijl ik de deur op een kier wilde zetten denderde er een reusachtig beest -- wat was het, een olifant? Een gnoe? Iets beerachtigs? -- naar binnen. Ik rolde omver door het geweld van de deur en werd bijna vertrappeld onder poten of hoeven, moeilijk uit te maken wat het was. Ik krabbelde overeind, strompelde uit de kou naar mijn bed en kroop snel weer onder de dekens. Trillend bleef ik liggen staren naar het ding dat hijgend in de hoek van de kamer was blijven staan. De adem als rook uit de neusgaten. Het was te donker om te zien wat het precies was.
Raar, maar de slaap was sterker. Een kleine beweging zo nu en dan daargelaten bleef het stil in de hoek, en ik zakte weer weg in de slaap -- slaap wordt ook wel eens een monster genoemd, een onzichtbaar monster. In vertrouwen dat het beest niets kwaads in de zin had sliep ik in.
En ik had gelijk want de volgende ochtend werd ik wakker. Niets gebeurd en alle monsters waren verdwenen.