"Hij mag in z'n handen knijpen met zo'n baan," zei zijn vriendin een keer trots.
Nee, hij was geen astronaut, en ook niet werkzaam in de creatieve sector. Hij was geen onderwijzer die door zijn kinderen op handen gedragen werd en ook geen hovenier die zich bezighield met tuinaanleg. Hij was geen roadie of manager van een wereldberoemde band.
Hij werkte bij een sportzaak op de tentenafdeling, waar tenten en allerlei kampeerattributen verkocht werden. Je kon er ook een tentstok op maat laten maken, of heel speciaal touw halen of een dopje voor boven op de tentstok zodat de regen niet door de tent naar binnen zou druppelen. Of zo'n blikje gas om op de camping mee te koken. Afwisselend werk.
De reden dat me een moedeloos gevoel beving was dat het niet ging om de functie maar om het feit dat haar vriend eigenlijk afgekeurd was maar toch die baan had gekregen. Hij moest maar blij zijn met werk, in plaats van wat ik dacht dat logisch was -- dat het werk blij moest zijn met hem.
Dus zei ik maar ter compensatie: "Ze hebben vast een hele goeie aan hem."