Ik stond achter een vriendelijke oudere krasse knar met bril en wit haar. Er stonden nog een paar mensen voor ons bij de kassa. Zijn boodschappen had ie al wel op de band gelegd, net zoals zijn meneer Foppe fietstas. Die zette hij snel op de grond toen ik mijn boodschappen ging neerzetten. Hij zag dat ik goudreinetten had gekocht. "Dat zijn de appels met de meeste smaak" zei ie. "Hebt u ze ook?" vroeg ik, want ik zag dat hij ook wat appels bij zijn boodschappen had liggen. Hij schudde nee. Hij had breaburn appelen. Ik zei dat die toch ook lekker waren.
We waren nog steeds niet aan de beurt.
"Mijn vriendin heeft een kunstgebit en die kan goudreinetten niet eten."
Hij zei het niet alsof het hem speet, meer een beetje trots. Hij was vol van die vriendin. En door deze appelconversatie kon ie haar naar voren brengen -- ook al was de reden om haar te noemen niet zo leuk (met een kunstgebit kun je geen goudreinetten eten).
Dat getuigt van veel liefde.
Maar het intimiteitsgehalte van deze informatie was wel erg hoog.