Ik bewoog mijn fietsstuur heen en weer zonder veel effect. De plotselinge windvlaag had me meters omhoog gezwiept -- ik zeilde boven de huizen, boven de straten. Hoe ik mijn stuur ook draaide, het maakte niet uit, maar als ik even iets naar rechts bewoog op mijn zadel zwenkte ik naar rechts, naar links hetzelfde. Beneden me zag ik de frenzy van een stad in eindejaarstijd. Iedereen leek te rennen. Maar ik, ik zweefde vredig boven het gewoel -- niets aan de hand.
In de verte zag ik het nieuwe jaar al. Als een gek begon ik te trappen, heel langzaam had het effect. Zwetend en hijgend baande ik me een weg door de vochtige bewolking boven de stad.
Daar lag het voor het grijpen -- het nieuwe jaar was begonnen!
Beneden me waren ze nog oliebollen aan het bakken.
Maar ik was er lekker al.