Friday, April 18, 2008

Fabeltjes

Het was een gele vlieger, een beetje viezig aan de randjes, niet omdat ie veel gebruikt was maar juist omdat ie helemaal niet vaak gebruikt werd. Hij deed het nog uitstekend. Je kon eindeloos het touw laten vieren en dan, als ie heel hoog was, brak gek genoeg vaak het koord waaraan ie in de lucht hing. Dan donderde het ding in een soort duikvlucht fladderend naar beneden, alsof ie door die enorme hoogte topzwaar was geworden en het touw niet sterk genoeg meer was.

En dat heb ik nou tegen fabels, dat ze dit soort dingen zien als een metafoor voor iets. In dit geval dat te veel vrijheid ook niet goed is omdat een mensch dan het spoor bijster raakt. En dat allemaal omdat zo'n vlieger nou eenmaal naar beneden dondert als je het touw doorknipt.

Daar moest ik aan denken omdat ik die fabel van die mier, die danste in de zomer in plaats van dat ie hard werkte om voer voor de winter te verzamelen en daarom in de winter geen eten had, nooit begreep. Niemand hielp 'm, want dan moest ie maar niet dansen in de zomer. Het was een straf voor vrolijk zijn, daar leek het althans op. En als die andere mieren er geen tijd voor hadden, nou, dan mocht die ene mier ook niet genieten.
Een fabeltje.