Friday, April 25, 2008

Stekken

Een akkerbouwer met gebrek aan inlevingsvermogen komt niet ver.
Je moet je kunnen voorstellen dat piepkleine plantjes, ze lijken op sterven na dood, geplant op regelmatige doch tamelijk afschrikkendwekkende afstand van elkaar, zullen groeien en groot worden en ternauwernood genoeg ruimte hebben om de rijke oogst te kunnen dragen.

Het is onvoorstelbaar, maar boeren en akkerbouwers begrijpen dat. Die houden de juiste afstand. Die geloven in het leven en niet in de dood. Die weten zeker dat planten die ruimte uiteindelijk nodig zullen hebben. Die weten dat het wel goed komt en dat er ooit veel, veel tomaten kunnen worden geplukt van de onooglijke slaphangende plantjes waarvoor je op dit moment nog geen stuiver zou geven.
Het zal te maken hebben met ervaring.
Het vertrouwen is in ieder geval groot.

Friday, April 18, 2008

Fabeltjes

Het was een gele vlieger, een beetje viezig aan de randjes, niet omdat ie veel gebruikt was maar juist omdat ie helemaal niet vaak gebruikt werd. Hij deed het nog uitstekend. Je kon eindeloos het touw laten vieren en dan, als ie heel hoog was, brak gek genoeg vaak het koord waaraan ie in de lucht hing. Dan donderde het ding in een soort duikvlucht fladderend naar beneden, alsof ie door die enorme hoogte topzwaar was geworden en het touw niet sterk genoeg meer was.

En dat heb ik nou tegen fabels, dat ze dit soort dingen zien als een metafoor voor iets. In dit geval dat te veel vrijheid ook niet goed is omdat een mensch dan het spoor bijster raakt. En dat allemaal omdat zo'n vlieger nou eenmaal naar beneden dondert als je het touw doorknipt.

Daar moest ik aan denken omdat ik die fabel van die mier, die danste in de zomer in plaats van dat ie hard werkte om voer voor de winter te verzamelen en daarom in de winter geen eten had, nooit begreep. Niemand hielp 'm, want dan moest ie maar niet dansen in de zomer. Het was een straf voor vrolijk zijn, daar leek het althans op. En als die andere mieren er geen tijd voor hadden, nou, dan mocht die ene mier ook niet genieten.
Een fabeltje.

Friday, April 11, 2008

Marokkaanse Chaplin

In het begin ging het waarschijnlijk niet zo goed. Hij stond toen als zichzelf, een Marokkaanse man van middelbare leeftijd, met de daklozenkrant en een treurige uitdrukking op zijn gezicht. Terwijl zo iemand het eigenlijk nog meer verdient dan de altijd vrolijke groetende stralende daklozenkrantverkopers (die je ook hebt) draaide het toch niet lekker.
Hij veranderde zijn strategie. Dat is met een dak boven je hoofd al moeilijk, laat staan als je dat niet hebt. Maar hij deed het.
Plotseling stond daar een Charlie Chaplin, met bolhoed en snorretje, maar duidelijk ook met een kleurtje. Hij deed zelfs, voorzover dat lukte, af en toe het loopje na. De verkoop moet daardoor enorm zijn gestegen, dat kan niet anders. Zoiets hadden de mensen nog nooit gezien, daar koop je graag een krant van.
Maar zo´n succesformule houdt niet eeuwig stand.
Vandaag stond ie met een kleurige poncho, als een Zuid-Amerikaanse indiaan, met een stapeltje kranten in zijn hand. Hij keek niet vrolijk. Hier geen Chaplin-effect.
Een volgende metamorfose is dan ook onvermijdelijk.

Friday, April 04, 2008

Leugens

Hij is zwart, lang en uitgeprocedeerd. En als ie kan bewijzen dat ie de vader is van zijn kinderen dan mag ie blijven. Maar zijn kinderen zijn in Antwerpen. En hij is hier, met een slobberige jas en gele tanden, niet genoeg geld om naar z´n kinderen te gaan maar als hij niet voor 12 uur de volgende dag een DNA-test laat doen dan moet hij het land uit. Of misschien kan ik beter zeggen EEN land uit.

Het duizelde me van de informatie. En ik heb meteen honderd vragen. Maar ik stel ze niet. Hij zo wanhopig en dan zou ik hem vragen gaan stellen!
Dan haalt hij ook nog een verkreukelde foto van twee kinderen uit zijn jaszak. Ik zou me kunnen voorstellen dat dit zijn kinderen zijn. Maar van de andere kant zouden het ook best twee hele andere kinderen kunnen zijn. Ze zijn zwart, dat wel.

Ik heb geen geld bij me maar hij weet precies waar je kunt pinnen.
Vlakbij, geen idee of dat toeval is of niet.

Ik weet niet wat ik ervan moet denken en ik geef hem 20 euro. Misschien om ervan af te zijn. En misschien, stel dat het mij zou overkomen, en niemand gelooft me en iedereen denkt dat ik lieg. En wat maakt het ze uit als ik lieg.

Wat maakte het mij uit als hij loog.
`Wel wat goeds mee doen he!´ zei ik volgens mij best vriendelijk toen ie snel wegliep.

Zo te zien aan de blik die hij me toen toewierp denk ik toch dat-ie loog.