Het was zaterdag en ik liep over straat. Ik dacht aan de zwangerschapsvervanging die ik had afgeslagen. Of preciezer -- ik dacht aan de zwangere. Het was haar tweede kind. Deze tweede was niet gepland en hoewel het kind uiteraard met blijdschap onthaald zou worden, een biologisch gegeven dat meestal wel opgaat, zag ik de drukte en de stress die een klein kind en een steeds dikkere buik veroorzaakten bij de bezitter ervan.
Zoals gezegd was het zaterdag, en ik liep op straat in de soort-van zaterdagse routine die ik heb. Ineens realiseerde ik me dat ook mijn leven zich in een vrij onwrikbare sleur had geperst en eigenlijk was dat ook de aanleiding dat ik over de zwangere zat na te denken: de sleur van het leven.
Ik rilde bij het idee dat ik een kind van twee had en op het punt stond te bevallen van het volgende kind. Zit je daar ineens met twee kinderen, je dagen worden geregeerd door wat kinderen willen en ondernemen en kinderen hebben niet een heel grote fantasie wat betreft dagbesteding, die gehoorzamen gewoon aan de basale wetten van eten drinken poepen piesen en vermaakt worden. Daarin variëren kinderlevens niet zo erg. De sleur die dat met zich mee zou brengen...
Ik zwenkte naar mijn eigen leven. En ineens daagde het me dat ikzelf evenzeer in de greep ben van sleur. Zat ik daar ineens, zonder twee kinderen. Weer mijn zaterdagse rondje van kaas kopen en even bij de boekwinkel binnenlopen. Wat is nou eigenlijk een grotere sleur? Wat is het verschil? Waarom deed het idee van twee kinderen me huiveren, maar draaide ik elke zaterdag, en soms ook andere dagen, een soort van vast rondje, ook een sleur eigenlijk.
Het bleef nog lang naijlen: zit je daar zonder die twee kinderen, je eigen leven te leiden dat zich toch altijd binnen de banen van een bepaalde sleur voortbeweegt. Je staat op, je werkt, je kookt, je doet boodschappen, maakt je huis schoon. Alleen heb je geen kinderen om de schuld van de sleur op te schuiven.
Ik besloot geen kaas te kopen die zaterdag, in een poging de sleur te doorbreken.
Saturday, April 23, 2016
Sunday, July 19, 2015
Fast Moving Targets
Er waren drie gasten bij het internetprogramma
Top Names. Ze werden geïnterviewd door het enthousiaste duo dat elke dinsdagavond
mensen aan de tand voelt die aan de weg timmeren op het gebied van technologie,
nieuwe media en internet, live gestreamed en meteen te bekijken via internet.
De eerste gast was kunstenaar (hij sprak over zijn werk als
‘mijn art’), en werkte vroeger als applausmanager. Een groot deel van het
gesprek ging over dat managen van applaus (dat hij voor Endemol had gedaan,
vroeger, toen hij dus nog geen kunstenaar was). Wat bleek: hij kon het nog
steeds. Waarvan hij acte gaf. Het gesprek verliep in hoog tempo, mede misschien
vanwege het feit dat het niet de eerste keer was dat hij gast was. De
interviewers waren fan van hem, zo zeiden ze.
Wat duidelijk werd in het op dubbele snelheid (zo leek het)
gevoerde gesprek was dat hij dus kunstenaar was, pardon, dat hij art maakte, en
dat hij altijd al een gadgetjongen was geweest, en nu dus heel erg
geïnteresseerd was in het integreren van tech in kunst. Er was ook nog iets met
‘werelden bij elkaar brengen’, de niet-techies (zoals zijn vader, ‘die houdt wel een beetje zijn website bij,
maar verder…’ Een duidelijk geval van niet-techie, zo'n 60+ man die zijn eigen website bijhoudt) en de techno’s , die
wilde hij middels het incorporeren van kunst in zijn ‘art’ met elkaar in
contact brengen. Hij had daarvoor een project gestart , waarna hij een lang
verhaal hield over het ontstaan van de naam dat te maken had met het jaar 2015
en 2016 – 15 en 16 was samen 31 en vandaar project 31 als ik het goed heb – en
dat hij heel veel geld nodig had. En dat hij ook bezig was met andere
projecten, iets met Las Vegas ( ‘Wat goed dat je daar binnenkomt!’ interviewer;
‘nou ja, ik heb een vriend, en die heeft
ervoor gezorgd dat ik een pitch mag doen,’ aldus de maker van ‘art’). Heel veel
geld. En daar had hij dan constructies voor.
Allemaal te gek en te waus maar geen idee wat deze jongen
nou eigenlijk maakt.
Nadat hij zijn eigen applaus gemanaged had (ging hem goed
af) was de beurt aan een dame die zich bezighoudt met innovatie. Een soort Fiona Hering
(toevallig was ook deze dame afkomstig van De Telegraaf). Groot, korte rok/jurk
– figure-hugging zoals de Engelsen zo
mooi kunnen zeggen en waarvoor ik zo gauw geen ander woord kan vinden, rode
laarzen, glimpanty en blond haar dat geregeld weggeveegd werd omdat het voor
haar ogen viel. Er werd niet uitgelegd wat innovatie is, wat zij eronder
verstaat, maar ze ging meteen los over de voorsprong die mensen die in de media
werken (waar zij tenslotte ook uit afkomstig was) hebben op het corporate
bedrijfsleven. Wel tien jaar geloof ik. Afijn, in alle workshops en adviezen en
weet ik niet wat ze verder allemaal doet op het (voor ons nog steeds schimmige
gebied van) innovatie, maakte ze behoorlijk wat mee. ‘Is het nou leuk?’ O jazeker is het leuk! Bij
die groepen mannen in pak, die ze altijd maar weer aanpakte in innovatie- en
andere workshops, zag je soms zelfs emotie tijdens de sessies! Ja ha, mensen,
emotie! Oh, en had ze trouwens al gezegd dat ze geen relatie had? (Themaatje denk ik).
In ieder geval gebeurde het altijd maar weer dat mensen die ze ging
adviseren op haar eerste vraag al een verkeerd antwoord gaven: ‘Waarom wil je
innoveren?’ Altijd weer een verkeerd antwoord! Ze zeiden nooit dat ze het
wilden doen omdat het een intrinsieke behoefte was, omdat daar ginder iets was
waar ze naartoe wilden. ‘En dat is het enige goede antwoord!’ Nu was ik toch
ernstig in de war. Stel, ik vraag iemand waarom hij wil innoveren, en hij WIL
eigenlijk niet innoveren, maar hij geeft een sociaal gewenst antwoord en zegt:
‘Nou, ik ben toch wel zo ontzettend benieuwd wat de mogelijkheden zijn voor
mijn bedrijf met dat nieuwe huppeldepups, en waar het ons brengt en er zijn
zoveel mogelijkheden die enz enz’, dan lijkt me dat in zijn geval een fout antwoord.
Want dat wil hij helemaal niet! Maar voor deze innovatiemevrouw zou het dus een
GOED antwoord zijn.
Verder ging het nog over de nieuwe wereld, waarin we
allemaal flexwerken, nergens meer hoeven te zijn, nergens meer aan gebonden
hoeven zijn, ‘zo heb ik bijvoorbeeld ook geen relatie’, en ze was zelf aan het
uitzoeken hoe vrij en ongebonden ze precies kon zijn.
En toen kwam de klapper van de avond. De heer Ruud Hendriks
die volgens mij eigenlijk zijn hele leven niet meer hoeft te werken, want hij
heeft geld zat, bij elkaar gesprokkeld met allerlei projecten waar hij veel aan
verdiend en verloren heeft, maar omdat hij waarschijnlijk goed weet hoe hij
zijn geld moet beheren, heeft hij nog steeds money galore, en dat geeft hem de ruimte om lekker met innovatie en
nieuwe technologie bezig te zijn. Als coach voor startups (‘we waren een paar
jaar geleden met z’n drieën, nu hebben we 340 man personeel in 10 verschillende
landen, daar komen er elk jaar wel een paar bij’). Groot denken, dat zit hem in
het bloed. Om meteen een lans te breken voor dat benauwde gemiespel over
toplonen in Nederland. Als zo’n topman van een bank nou 6 ton verdient, dan doe
je daar toch niet moeilijk over. Kinderachtig gedoe. Nee, in Amerika, daar
weten ze hoe het moet. Een investeerder smijt daar gewoon met 25 miljoen voor
een startup, maakt niet uit waar die zich mee bezighoudt, en dan wordt er
meteen een topper aangenomen voor 1 miljoen per jaar. En dat is goed, en geheel
terecht. (Het waarom werd verder niet uitgelegd, zo evident was het.) Nu was
het wel net dit ene exorbitante startup verhaal
dat iets inhoudelijks in zich droeg: de start up hield zich namelijk
bezig met een bepaalde app waarmee mensen langer in hun eigen huis konden
blijven wonen. Wellicht financieel gunstiger voor het zorgbudget van overheden.
En voor zo’n financieel beheersinstrument wordt dan dus iemand ingehuurd voor 1
miljoen dollar.
Daarnaast kwamen nog aan de orde zijn house-hobby (hij
draaide regelmatig als dj, waarbij hij mensen meenam op een reis), en tussen
neus en lippen door meldde hij nog dat zijn bedrijf wellicht wat duurder was
dan andere bedrijven, maar dat ze wel de besten waren.
Na het gesprek kwam daar nog de applausmanager, aka ‘de man
die art maakt’, en toen mochten we drinken en met elkaar praten want het was de
laatste uitzending voor de zomer.
Na de zomer weer verder. Ik kan niet wachten.
Thursday, February 26, 2015
Eenzijdig herkend
In de stad kom ik haar heel vaak tegen. Ze woonde zo'n vijfentwintig jaar geleden tegenover me, ik woon inmiddels alweer een tijd ergens anders. Volgens mij weet zij niet dat wij ooit buren waren. Ik kon vanaf mijn kamer aan de straat, driehoog, haar woonkamer in kijken, en dat deed ik ook regelmatig. Dan kon ik haar zien; een spichtige oudere (toen al) dame, knaloranje hennahaar, een bril. Ze deed iets met muziek denk ik, ik zag haar wel eens (met leerlingen?) en een dwarsfluit, aanwijzingen gevend, staand bij een muziekstandaard.
Eerst zag ik haar alleen in haar huis. Toen begon ik haar ook op andere plekken in de stad te zien. In een winkel, op straat, in een café, bij een concert. Er begon zich een patroon te ontwikkelen.
De winkels waar ik haar tegenkwam waren steevast van de alternatieve soort, met onbespoten groente en granen en zuurdesembrood. De cafés waar ik haar tegenkwam waren geen bruine kroegen, maar grandcafés of op een of andere manier een beetje kunstzinnig verantwoord (met klassieke muziek en zo).
Alleen in de plekken op straat ik haar tegenkwam was geen patroon te herkennen
Het is nu dus al bijna dertig jaar gaande en net zag ik haar weer. Geen steek veranderd, nog steeds de iets oudere dame met knaloranje hennahaar, nu verstopt in de capuchon van een geel regenjack, stond ze te wachten voor een café (weer van de kunstzinnige soort). Het regende een beetje, ze had ook een gele regenbroek aan, en ondanks dat alles herkende ik haar.
Ik denk dat ze niet weet wie ik ben -- dat is niet gek, want ik weet ook niet wie zij is. Maar ik denk dat ze me ook niet herkent, dat ze zou schrikken als ik tegen haar zou zeggen: 'Woont u nog in die straat?' Want ik zou een vreemde zijn die haar niks zegt, het zou lijken alsof ik haar schaduw.
Dus ik houd mijn mond, anoniem blijf ik haar zien.
Maar waarom herken ik haar wel en zij mij niet?
Eerst zag ik haar alleen in haar huis. Toen begon ik haar ook op andere plekken in de stad te zien. In een winkel, op straat, in een café, bij een concert. Er begon zich een patroon te ontwikkelen.
De winkels waar ik haar tegenkwam waren steevast van de alternatieve soort, met onbespoten groente en granen en zuurdesembrood. De cafés waar ik haar tegenkwam waren geen bruine kroegen, maar grandcafés of op een of andere manier een beetje kunstzinnig verantwoord (met klassieke muziek en zo).
Alleen in de plekken op straat ik haar tegenkwam was geen patroon te herkennen
Het is nu dus al bijna dertig jaar gaande en net zag ik haar weer. Geen steek veranderd, nog steeds de iets oudere dame met knaloranje hennahaar, nu verstopt in de capuchon van een geel regenjack, stond ze te wachten voor een café (weer van de kunstzinnige soort). Het regende een beetje, ze had ook een gele regenbroek aan, en ondanks dat alles herkende ik haar.
Ik denk dat ze niet weet wie ik ben -- dat is niet gek, want ik weet ook niet wie zij is. Maar ik denk dat ze me ook niet herkent, dat ze zou schrikken als ik tegen haar zou zeggen: 'Woont u nog in die straat?' Want ik zou een vreemde zijn die haar niks zegt, het zou lijken alsof ik haar schaduw.
Dus ik houd mijn mond, anoniem blijf ik haar zien.
Maar waarom herken ik haar wel en zij mij niet?
Friday, February 06, 2015
Verdoofd
Een bezoek aan de tandarts is niet eng. Ik was er vanochtend. Het was zeker pijnlijk, er was een stuk kies en vulling weg, maar eng...?
'Wil je verdoving?' vroeg de tandarts.
Ik heb een hekel aan pijn maar ik heb ook een hekel aan verdoving. Dus wat we meestal doen is dat we beginnen, of eigenlijk begint mijn tandarts natuurlijk vooral, en dan kijken we gaandeweg of ik het volhoud.
Het was een diep gat. Een paar keer zat ze precies op een zenuw te boren, een gevoel alsof er een zilverpapiertje tussen mijn tanden op en neer schoof. Ik voelde dat ik mijn schouder spande, en concentreerde me op een poging om die schouder zich weer te laten ontspannen. Weer een paar seconden verder merkte ik dat mijn schouder zich weer in een kramp had gewrongen, waarna... enz.
'Even testen,' zei ze. Of het schoon was. Niet helemaal ('geniepig', zei ze toen. Precies het goeie woord) dus er moest doorgeboord. Ik concentreerde me, bleef me afvragen waarop het moment zou aanbreken dat ik het niet meer zou houden, en toen was ze ineens klaar. Met boren althans.
De rest was een makkie.
Bewonderend keek ze me aan toen de vulling erin zat. 'Goh, dat je dat volhoudt.' Ze had vlak bij de zenuw gezeten.
'Zie je zo'n zenuw eigenlijk zitten?' vroeg ik.
Ik stelde me een wit draadje voor dat uit de wortel slingerde, de verbinding tussen boor en hersenen, de veroorzaker van pijn.
Nee, ze zag het niet. 'Maar wel bij een wortelkanaalbehandeling.' Dan stak zo'n zenuw inderdaad als een soort wit draadje uit, uit het wortelkanaal.
Met die gedachte, met dat beeld, had ik meer moeite dan met de pijn die ik tijdens het boren te verduren had gekregen.
Terug op de fiets dacht ik: zou ik in staat zijn een amputatie zonder verdoving te doorstaan? Het boren in een kies kan ik aan. Maar bv een teen die eraf gaat, zou ik dat aankunnen? Zou ik me zodanig kunnen concentreren, me ondertussen voorhoudend dat het allemaal maar tijdelijk was, dat zo'n teen er onverdoofd af zou kunnen worden gesneden?
Toen ik het beeld voor me zag dacht ik: nee. Die pijn, dat zou nog wel lukken, maar dat beeld. Zonder verdoving van de verbeelding zou dat een onmogelijkheid zijn.
'Wil je verdoving?' vroeg de tandarts.
Ik heb een hekel aan pijn maar ik heb ook een hekel aan verdoving. Dus wat we meestal doen is dat we beginnen, of eigenlijk begint mijn tandarts natuurlijk vooral, en dan kijken we gaandeweg of ik het volhoud.
Het was een diep gat. Een paar keer zat ze precies op een zenuw te boren, een gevoel alsof er een zilverpapiertje tussen mijn tanden op en neer schoof. Ik voelde dat ik mijn schouder spande, en concentreerde me op een poging om die schouder zich weer te laten ontspannen. Weer een paar seconden verder merkte ik dat mijn schouder zich weer in een kramp had gewrongen, waarna... enz.
'Even testen,' zei ze. Of het schoon was. Niet helemaal ('geniepig', zei ze toen. Precies het goeie woord) dus er moest doorgeboord. Ik concentreerde me, bleef me afvragen waarop het moment zou aanbreken dat ik het niet meer zou houden, en toen was ze ineens klaar. Met boren althans.
De rest was een makkie.
Bewonderend keek ze me aan toen de vulling erin zat. 'Goh, dat je dat volhoudt.' Ze had vlak bij de zenuw gezeten.
'Zie je zo'n zenuw eigenlijk zitten?' vroeg ik.
Ik stelde me een wit draadje voor dat uit de wortel slingerde, de verbinding tussen boor en hersenen, de veroorzaker van pijn.
Nee, ze zag het niet. 'Maar wel bij een wortelkanaalbehandeling.' Dan stak zo'n zenuw inderdaad als een soort wit draadje uit, uit het wortelkanaal.
Met die gedachte, met dat beeld, had ik meer moeite dan met de pijn die ik tijdens het boren te verduren had gekregen.
Terug op de fiets dacht ik: zou ik in staat zijn een amputatie zonder verdoving te doorstaan? Het boren in een kies kan ik aan. Maar bv een teen die eraf gaat, zou ik dat aankunnen? Zou ik me zodanig kunnen concentreren, me ondertussen voorhoudend dat het allemaal maar tijdelijk was, dat zo'n teen er onverdoofd af zou kunnen worden gesneden?
Toen ik het beeld voor me zag dacht ik: nee. Die pijn, dat zou nog wel lukken, maar dat beeld. Zonder verdoving van de verbeelding zou dat een onmogelijkheid zijn.
Saturday, August 23, 2014
Ongepast
Ongepast, het woord kwam voorbij en het raakte me vol. Dat ik iets had gedaan wat 'ongepast' was. Ik schrok me rot. Het klinkt nog veel ernstiger dan een overtreding, een diefstal, of iets anders fouts. Ongepast heeft de connotatie dat je niet begrijpt dat je iets fout hebt gedaan. Je snapt niet 'hoe het werkt'! Je hebt geen gevoel voor omgangsvormen. Meestal weet je het wel als je iets fout hebt gedaan, maar dit keer dus kennelijk niet. En dat word je ernstig aangerekend, met de opmerking 'ongepast'.
Na een etmaal malen begon langzaam het besef te dagen dat het misschien wel wat arrogant was van die andere persoon om iets tot 'ongepast' te bombarderen. Dat het te maken heeft met normen, misschien wel in haar voordeel aangewend, dat zij niet degene is die bepaalt of iets wat ik doe al dan niet ongepast is.
Het hielp alleen niet.
Toen bedacht ik me dat ik haar zou uitleggen dat het onterecht was, haar veroordeling, en haar kraakhelder zou uitleggen waarom.
Ook dat hielp niet. Ze zou het niet begrijpen.
Toen dacht ik: misschien moet ik gewoon accepteren dat ik soms ongepaste dingen doe. Misschien moet ik er lol in krijgen, misschien moet ik het zien als een uiting van excentriciteit, onafhankelijkheid en creativiteit. 'Ik houd me lekker niet aan burgerlijke moralen, jouw ongepastheid is niet de mijne! Je kan de boom in met je ongepast!'
Dat hielp een beetje.
Maar ik blijf een hekel aan haar houden.
Na een etmaal malen begon langzaam het besef te dagen dat het misschien wel wat arrogant was van die andere persoon om iets tot 'ongepast' te bombarderen. Dat het te maken heeft met normen, misschien wel in haar voordeel aangewend, dat zij niet degene is die bepaalt of iets wat ik doe al dan niet ongepast is.
Het hielp alleen niet.
Toen bedacht ik me dat ik haar zou uitleggen dat het onterecht was, haar veroordeling, en haar kraakhelder zou uitleggen waarom.
Ook dat hielp niet. Ze zou het niet begrijpen.
Toen dacht ik: misschien moet ik gewoon accepteren dat ik soms ongepaste dingen doe. Misschien moet ik er lol in krijgen, misschien moet ik het zien als een uiting van excentriciteit, onafhankelijkheid en creativiteit. 'Ik houd me lekker niet aan burgerlijke moralen, jouw ongepastheid is niet de mijne! Je kan de boom in met je ongepast!'
Dat hielp een beetje.
Maar ik blijf een hekel aan haar houden.
Saturday, June 14, 2014
Witte lelies
'Witte lelies, die zetten jullie maar op mijn graf,' zei mijn moeder altijd zeer vastberaden. Ze zou nooit doodgaan, dus we lachten het weg en ergerden ons aan haar monomindness. Maar nu was ze dood, en er kwamen onwetende mensen, met die witte lelies. Niet omdat ze dat ooit tegen hen gezegd had. Mijn moeder kende hen niet eens. Ze hadden gewoon die bloemen gekocht omdat ze passend leken. Ik zette ze in een vaas op de tafel terwijl de tranen in mijn ogen sprongen.
Saturday, November 09, 2013
Spassdwang
Vakantie op Sardinie. Op een camping iets van de kust ontmoeten we Der Lanz und Der Manf, Duitse Hardrockfundi's. In een oude mercedes, de kofferbak volgestouwd met groenten en vlees in blik, doorkruisen ze het eiland. De natuur wordt al klimmend genoten, ze houden van ruig -- maar dat had hun muzieksmaak al verraden.
We trekken een dag met ze op. Aardige gozers. Der Manf werkt in een hakkenbar, Der Alf doet iets met architectuur.
Na de vakantie houden we contact. Als snel besluiten Die Boyz ons op te zoeken. En op zekere zaterdagochtend zijn ze daar dan, in een fourwheeldrive hebben ze de hele nacht doorgereden. Maar dat dondert niet: 'Jetzt gehen wir unbedingt spass machen,' luidt het vastberaden adagium als we elkaar voor het eerst na de vakantie weerzien.
Het is nog vroeg, we zijn enigszins uit het veld geslagen door de spassdwang -- maar op zich zijn we het ermee eens, en we stappen in de fourwheeldrive om ons richting centrum van de stad te verplaatsen.
Het slome stadsverkeer valt ze zwaar. Op weg naar ons moeten ze minstens 150 km p uur hebben gereden, anders haal je in één nacht niet de afstand die zij overbrugd hebben. De trambaan naast ons ligt open, geen tram in zicht. Het geduld van Der Lanz is uitgeput als hij ziet hoe een taxi over de trambaan sjeest, geen last van sloom verkeer voor zich. Als de taxi het mag, dan staat Dem Lanz gar nichts im weg. Voordat we kunnen protesteren zwiert de fourwheeldrive de trambaan op, in volle vaart passeren we de sliert auto's die eerst nog voor ons reed.
Onze ontmoeting was unbedingt die Letzte.
Spass laat zich niet dwingen.
We trekken een dag met ze op. Aardige gozers. Der Manf werkt in een hakkenbar, Der Alf doet iets met architectuur.
Na de vakantie houden we contact. Als snel besluiten Die Boyz ons op te zoeken. En op zekere zaterdagochtend zijn ze daar dan, in een fourwheeldrive hebben ze de hele nacht doorgereden. Maar dat dondert niet: 'Jetzt gehen wir unbedingt spass machen,' luidt het vastberaden adagium als we elkaar voor het eerst na de vakantie weerzien.
Het is nog vroeg, we zijn enigszins uit het veld geslagen door de spassdwang -- maar op zich zijn we het ermee eens, en we stappen in de fourwheeldrive om ons richting centrum van de stad te verplaatsen.
Het slome stadsverkeer valt ze zwaar. Op weg naar ons moeten ze minstens 150 km p uur hebben gereden, anders haal je in één nacht niet de afstand die zij overbrugd hebben. De trambaan naast ons ligt open, geen tram in zicht. Het geduld van Der Lanz is uitgeput als hij ziet hoe een taxi over de trambaan sjeest, geen last van sloom verkeer voor zich. Als de taxi het mag, dan staat Dem Lanz gar nichts im weg. Voordat we kunnen protesteren zwiert de fourwheeldrive de trambaan op, in volle vaart passeren we de sliert auto's die eerst nog voor ons reed.
Onze ontmoeting was unbedingt die Letzte.
Spass laat zich niet dwingen.
Subscribe to:
Posts (Atom)